We hebben 243 gasten en geen leden online
Citeer verder het stukje geschiedenis uit het boek BRAND van HLM van Heinsbergen.
De Graanpakhuizen van de firma Krul & Co in de Oostzijde te Zaandam 23 jan. 1920 We verbeidden met spanning het sein watergeven. En dat zou eerder komen dan algemeen gedacht werd, want plotseling barstte en braakte en kookte het brullende vuur er aan alle kanten uit. Niettegenstaande de kou stonden er op de Zaanerven aan de overkant, dus in de Westzijde, talrijke kijkers, die duidelijk tekenen van bewondering op luidruchtige wijze uitten, zoals men dat hoort bij een groot feestelijk vuurwerk. Maar des heren Stams signaal had reeds geklonken. Om u de waarheid te zeggen, nam de brand nu ineens een formidabele afmeting aan, die ons min of meer verraste. Maar alle spuiten tegelijk werden nu ineens ingezet. Kommando’s klonken, fluitjes snerpten, trompetters schetterden, motoren knalden, klapten en bromden, de Drijvende liet haar zwaar brommend gesnor horen en dat alles vermengde zich met het loeien van de razende vlammen, het neerstorten van springend vensterglas, het omlaag kletteren van hele rijen dakpannen en het instorten van goten, dakspanten, balken enz. Het was ineens een formele brand. Het geheel maakte lichtelijk de indruk van een catastrofaal gebeuren, maar in werkelijkheid was het dat niet. Maar toch waren we er wel “een biertje mee annehaal. Van alle kanten doemden zware waterstralen op, die op de gloeiende massa gericht werden zodat het nu pas een ware strijd werd. Jan en ik zetten ons schrap. Een machtige straal doorkliefde met luid gesuis het luchtruim. We konden daar prachtig werk doen, want aan onze kant vooral sloeg het vuur geweldig uit. Dat kwam doordat men aan de Oostkant reeds veel water in de gebouwen had gespoten, terwijl men daarvoor aan onze kant geen gelegenheid had gehad, omdat aanvankelijk de Drijvende spuit er niet was en voor pijpleiders van de andere spuiten was hier geen ruimte genoeg om te manoeuvreren. Wij met onze straal konden aan boord blijven van het vaartuig, dat een achttal meters uit de wal lag en zo konden we spuiten, terwijl het scheepje aan zijn ankers een deinende beweging maakte. Zo heet werd het een ogenblik dat de 2 havenmeesters ijlings in de machinekamers moesten vluchten. Beide pakhuizen lagen goed onder ons het bereik, maar we kregen zoveel druk, dat we de straal schier niet konden houden, zodat schielijk een der manschappen ons te hulp moest komen. De spuit was n.l. pas op de helling geweest en motor en pomp waren beide eens goed onder handen genomen, zodat ze geweldig goed werkten. Maar het resultaat was toch wel dit, dat deze ene zware straal aan de Zaankant het vuur daar geheel in bedwang hield. Van lieverlee trad het terug, op dergelijke felle tegenstand niet gerekend hebbende. Het werd donkerder en donkerder, zodat na enige tijd de erge vuurverschijnselen aldaar waren verdwenen. Ook aan de zijkant en aan de voorkant kwam nu al het bluswater terecht waar het zijn moest, waardoor het water toch ten slotte de overhand kreeg, maar de brand was daarmee nog lang niet geblust. Vele manschappen waren zo nat en zo door en door koud dat ze naar huis gingen om zich te verkleden, om daarna weer bij de brand terug te komen. Deze apotheose van dat erge uitslaande vuur had 20 minuten geduurd, maar de slotscene was het nog niet. Een klein deel van de spuiten moest nu stoppen. Van de overige spuiten moesten nu de manschappen de twee nog brandende percelen betreden. Daaronder ook wij. Aan de overkant was een buurman, die niet alleen een goed hart maar ook een goed wijf had, zoals hij dat zelf uitdrukte. Hij noodde ons op de koffie en bij groepen maakten we daar van een dankbaar gebruik. Ook had hij een “extra skeppie op gegooid” en toen hij van twee onzer mannen een sigaar kreeg wilde hij er dadelijk een aan steken. “de brand er maar in zij hij” ’tIs’ nouw toch allemaal vuur wat je vanavond ziet” maar het mirakelse goeie wijf stak er een stokje voor “niks hoor Jacob “zei ze gebiedend, “harstikke nacht en dan zo’n goeie sigaar roken, ben je beteuterd kan niks van inkomme man, één voor morgenavond, dan is het Zaterdag en één voor Zondagavond, daarmee basta “Jacob legde zich bij neer, hoewel hij even moeilijk keek, maar Jan Kaas hielp hem er overheen, door hem voor direct ook een sigaar te offreren en dat vond Jaap bar fideel en toen we weg gingen zei hij tegen me in het gangetje, dat het een stelletje toffe jongens waren, blijkbaar doelende op het groepje blussers, dat weer aan het werk ging. Buiten gekomen werd ons vanwege den heer Stam een stuk koek geoffreerd, dat zich goed liet smaken, terwijl de heer Sabel Sr ergens in de buurt beslag had weten te leggen op een kistje sigaren, die door hofmeester Jorissen werden gedistribueerd.
Vervolg verhaal de volgende kluszaterdag op 27 juni 2020